Dapper dook Kees van Kooten in tweehonderd jaar humoristische verhalen. Hij las van idool naar idool en selecteerde zijn vijftig favorieten in de bundel Mijn Plezierbrevier. Een gesprek met Koot de chaoot, die internet niet vertrouwt en continu op zoek is naar de schaterlach.

(Interview: Vincent Mirck, magazine NL20/NL10, 2007)

Een keuze maken uit twee eeuwen Engelstalige literatuur en vervolgens de beste verhalen eigenhandig vertalen. Dat klinkt als een hels karwei. Was het je eigen keuze om dit te doen?
“Ja, al jaren was ik op zoek naar de beste humoristische verhalen en al gauw merkte ik dat de Amerikanen en de Engelsen mij het meest aanspraken. Het werd een merkwaardige odyssee. Ik las natuurlijk heel veel boeken, maar ging ook op zoek naar achtergrondinformatie over de schrijvers die ik goed vond. Die bleken stuk voor stuk weer hun eigen helden te hebben. Zo kwam ik steeds verder. Bovendien stuurde mijn uitgever me regelmatig boeken op, die in mijn zoektocht pasten. Al die duizenden uren werk moesten simpelweg een bundel opleveren. Dat was ik aan mezelf verplicht, maar ook aan al die overleden schrijvers die ik had opgezocht.”

Is er een groot verschil tussen de humor van toen en nu?
“Opvallend genoeg niet. Een grappig verhaal waarin de Griekse filosoof Theophrastus afgeeft op de snobs uit zijn tijd, honderd jaar voor Christus, is nu nog steeds fantastisch om te lezen. Toen ging het om een meneer in een modieuze toga, nu stel je hem voor als een patser die alleen Lacoste draagt.”

Hou je meer van Engelse humor of van Amerikaanse?
“Ik vind ze allebei prachtig. De Engelsen zijn meesters in het understatement: ‘Ik kwam in de kast nog een klein stukje papier voor het toiletgerief tegen.’ Terwijl de Amerikanen alles overdrijven: ‘Er donderden tienduizend toiletrollen uit de kast.’ Dat laatste blijf ik toch vaak het mooist vinden.”

Lach je wel eens hardop als je een boek leest?
“Regelmatig. En dat vind ik zo knap als schrijvers dat voor elkaar krijgen. Kijk, een aangrijpend ontroerend stuk is zo gemaakt, maar een echte grappige passage schrijven, is het moeilijkste wat er is. Heel soms, zo’n vier keer per jaar, betrap ik mezelf erop dat ik hardop moet lachen om een eigen tekst. Dat is zo’n heerlijk gevoel.”

Heb je ook wel eens een tranentrekker geschreven?
“Jazeker. Voor Conny van den Bos bedacht ik ooit het lied ‘De Noorderzon scheen’. Dat gaat over een man die uit zijn huwelijk wegloopt. De regel ‘En hij vond een wollen wantje van zijn zoontje in zijn zak’ is hartverscheurend. Als ik dan hoor dat mijn tante daar nog regelmatig om moet huilen, zie ik dat als een gigantisch compliment. En nee, die tekst heb ik niet geschreven met een satirische inval. Dat was echt gemeende emotie.”

Je gaat tien avonden in De Kleine Komedie verhalen voorlezen. Hoe dat zo?
“Ik sprak de directeur, Joost Nuissl, hij zei dat er tien avonden waren uitgevallen. Hij vroeg of ik wat wilde doen: die data moesten immers ingevuld worden. In een impuls heb ik ja gezegd. De Kleine Komedie is het leukste theater van Nederland, en het zit om de hoek. De toneelmeester belt me op zodra de deuren opengaan, dan drink ik thuis nog een kop koffie en daarna wandel ik erheen.”

De verhalen bestempel je als ‘natuurleuk’. Wat betekent dat?
“Van nature leuk. Geschreven humor pakt je alleen als het geloofwaardig is. Het moet waar gebeurd kunnen zijn. En deze verhalen zijn zo herkenbaar, ik MOET er echt om lachen.”

Je hebt een voorliefde voor het bedenken van nieuwe woorden. Waarom?
“In mijn boek Modermismen ben ik daar eigenlijk mee begonnen. Het kwam altijd voort uit wrevel. Dan had ik drie woorden nodig om iets te zeggen, terwijl ik het met een woord wilde doen. Bijvoorbeeld: mensen zwijgen vaak omdat ze ruzie hebben. Dat noem ik dus zwijgstront.”

Was je trots toen jouw woorden ‘doemdenken’ en ‘regelneef’ opdoken in de Dikke Van Dale?
“Ja natuurlijk, maar ik heb nog nooit met dat in mijn achterhoofd een woord verzonnen.”

Vind je Nederlands een mooie taal?
“Het is een prachtige taal, kijk alleen maar wat een vakman als Reve ermee kan. Maar er gebeuren wel vreemde dingen in het hedendaags Nederlands. Al die folders van de overheid die iedereen maar met ‘je’ aanspreken. Jongeren roepen het hardst om respect, noem ze dan ook eens ‘u’. En het zou ook helpen als de Taalunie eens van de gereedschapskist af zou blijven. ‘Hartekreet’ met een tussen-n is natuurlijk idioot.”

Toen ik zat te googelen, kwam ik terecht op een website die Kees van Kooten beschreef als ‘acteur, komiek en vader van…’
“Haha, nou die is dan toe aan een update, want ik ben inmiddels ook ‘opa van…'”

Hoe is je relatie met Kim en Kasper?
“Het zijn lekkere vrienden, we spreken elkaar vaak. Af en toe vragen ze me om advies, maar dat hebben ze helemaal niet nodig. Kim is een fantastische actrice en scriptschrijfster, Kasper heeft een mooi en verschrikkelijk leuk theaterprogramma.”

Ik keek laatst een aflevering terug van Koot en Bie. Tijdens het lied ‘Ouwe lullen moeten weg’ zag ik Kasper op drums meespelen. Waren Kim en hij vaak betrokken bij je werk van toen?
“Als zij uit school kwamen, zaten Wim en ik vaak met baarden en pruiken op aan de keukentafel rare stemmetjes te oefenen. Natuurlijk deden ze dan graag mee. Ik heb ze nooit overdreven gestimuleerd om dit vak te kiezen, maar het was absoluut onderdeel van hun jeugd.”

Je zei ooit: ‘Nu de kinderen het huis uit zijn en hun eigen leven hebben dat men kan volgen, stop ik met autobiografisch schrijven.’ Gelukt?
“Nee. Ik heb het wel geprobeerd, hoor. Maar elke keer als ik schreef dat meneer Van Duivesteijn over straat liep en een rotanstoel zag staan in een kamertje op tweehoog, vroeg ik me af: waarom begint deze zin niet gewoon met ‘ik’? Alles wat ik schrijf, gaat over mij. Ik waag me nu af en toe aan een verhaal over mijn kleinzoon. Tja, als opa groei ik mee met mijn doelgroep.”

Heb je nog dromen of wilde plannen?
Ik wil nog steeds wraak op mezelf nemen door een goed toneelstuk te maken. Ik heb er ooit eentje geschreven, maar daar was ik niet helemaal tevreden over. Voorlezen blijf ik ook wel doen, in het theater. Af en toe eens naar Zwolle afreizen, daar een Zwolse krant kopen en ’s avonds met de bezoekers van de schouwburg een paar berichtjes op een komische manier bespreken. En dan ook wat nieuwe verhalen uitproberen. Lekker improviseren. Maar ik wil geen tour door het hele land. Alleen al dat reizen. Bah.

Dus een reünietournee langs theaters met Wim de Bie zit er niet in?
“Ik wil oppassen voor het Farce Majeure-effect. Zo van: daar heb je ze nog een keer. Wim en ik zaten onlangs bij elkaar voor de cd-collectie van onze oude platen. Toen hebben we een bonus-cd opgenomen met nieuw materiaal. We konden het niet laten om een paar beroemde typetjes nog een keertje te doen. Maar je moet dat soort momenten koesteren.”

Wim is zeer actief op het web met zijn weblog Bieslog. Heb jij zulke ambities?
“Helemaal niet. Wim was altijd de techneut van het stel. Ik loop op dat punt echt decennia achter. Ik heb alleen een laptop vol mapjes. En ik durf niks weg te gooien, want ik weet totaal niet wat in welke map zit. En die zoekmachines op internet? Die vertrouw ik niet. Ik zoek liever dingen op in een bibliotheek. Als iets zwart op wit staat, weet ik tenminste dat het waar is.”

Lees ook de andere interviews.