Elke keer als de Nederlandse captains of industry een meeting of the minds hebben, lijken er weer méér Engelse termen de Nederlandse taal in te sijpelen. Een bloody shame, als je het mij vraagt. En het kan anders! Hoe? Cut the crap, go with the flow. Enkele tips & tricks om je moerstaal te spreken.

Lege termen, volle kaart
Bullshit-bingo is en blijft een populair spel in menig meeting room (vergaderkamer). Al voordat de kick-off (aftrap) is gegeven van een stand-up (sta-sessie), duiken de eerste onnodige Engelse woorden op. Een kwartier voor aanvang: de reminder (herinnering). ETA’s (verwachte aankomsttijden) worden doorgeseind via verschillende devices (apparaten). De teleurstellende turn-out (opkomst) doet vermoeden dat er issues (problemen) waren met de invite (uitnodiging). Of zou het toch een gebrek aan commitment (betrokkenheid) zijn? Whatever. Al gauw blijkt dat deze ‘all hands’ (sessie met z’n allen) lang niet zoveel deliverables (resultaten) zal opleveren als gehoopt. Maar de bingokaart is vol. Hell yeah!

Churn, anyone?
Regelmatig hoor ik het woord ‘churn’ vallen in gesprekken op kantoor. Ik krijg het idee dat mijn collega’s daarmee een hippe of juist verdekte term hebben gevonden voor ‘weglopende klanten’ of ‘draaideurklanten’. Zelf houd ik ervan om het beestje bij zijn naam te noemen. Bovendien is het een typisch geval van jargon: bijna elke nieuwe medewerker zal zijn eerste bezoek aan Google gebruiken om de vertaling van ‘churn’ op te zoeken.

Menselijke hulpmiddelen
Je eigen taal terug toveren in je business (bedrijf), begint bij hoe je je mensen noemt. Voordat men sprak van corporate staff of human resources (om maar te zwijgen over human capital), bestonden er termen als medewerkers, collega’s, planning en organisatie. Persoonlijk vind ik die laatste vier woorden een stuk ‘menselijker’ klinken dan de Engelse varianten. En ja, dan neem ik op de koop toe dat ‘planning’ in feite ook Engels is.

Regelaar of leider?
De wildgroei aan Engelse job titles (functienamen) is natuurlijk begonnen bij het woord ‘manager’. In sommige functies betekent deze term in feite ‘regelaar’ (wat ik een veel mooier woord vind), maar vaak doelt men met ‘manager’ toch op de hoogst geplaatste persoon binnen een afdeling. ‘Baas’ of ‘leider’ klinkt wellicht wat ouderwets en zwaar, maar laten we eerlijk zijn: die termen zijn toch duidelijker dan het o-zo-gangbare ‘leidinggevende’. Gek genoeg gebruiken we dat laatste woord trouwens wel in de spreektaal… “Dat moet ik overleggen met mijn leidinggevende”… maar die term vind je bijna nooit terug in een organogram (ook wel ‘bedrijfsplaat’) of op een business card (zeg maar ‘visitekaartje’).

Geen praatjes, maar uitdagingen
Gelukkig komen de oer-Hollandse titels langzaam maar zeker weer in opmars. Ik las laatst een vacature bij Sabel Communicatie langskomen, zij zochten een ‘schrijver op gympen’ in plaats van creative copywriter of content manager. Coolblue noemt zijn directeur ‘eindbaas’, de salarisadministrateur ‘verloningskoning’ en de klantenservice-trainer ‘mondhoekmonitor’. Waar veel bedrijven hun woordvoerders heel deftig ‘press officers’ noemen, bestempelt Coolblue hen als ‘praatjesmakers’. Overigens verschijnen zij in geval van quotes wel gewoon in de krant als ‘woordvoerder’, hoor. Dus de buitenwereld doet niet echt mee met dit omdenken, maar dat maakt niet uit: de ’tone of voice’ is gezet. Waarschijnlijk zijn deze komische ‘nicknames’ voor veel bedrijven veel te creatief. Maar laat het een incentive (aansporing) zijn om jezelf te challengen (uit te dagen), okay?

Laaghangend fruit
Veel winst valt te behalen bij de benaming van hypes en trends die overwaaien uit Engelstalige landen. Social media. Het scheelt slechts één letter en je hebt een Nederlandse term. Klaar. En is het echt zo’n probleem om een infographic en infografiek te noemen? Een ‘How to’-filmpje is toch gewoon een ‘gebruiksaanwijzing’ of een ‘gebruiksvideo’. ‘Making of’ is een bijzonder geval. Dat is zo’n video of een fotoreeks die een inkijk geeft in het maakproces, dat je normaal niet te zien krijgt. Niet alleen kun je zoiets mooier aanduiden als een ‘blik achter de schermen’, maar steeds meer mensen schrijven tegenwoordig ‘making off’, waarbij ze dus een ‘f’ teveel schrijven en daarmee laten doorschemeren dat Engels niet hun sterkste punt is. Nóg een extra reden om het lekker bij je moerstaal te houden.

Keihard ingeburgerd
Hardnekkiger zijn begrippen als ‘online’ en ‘coach’. Zulke woorden zijn inmiddels keihard ingeburgerd. Vaak kun je ‘online’ vervangen met ‘(op) internet’, maar dat vertraagt vaak de boodschap, minimaal met één lettergreep. Bovendien is het meest gangbare synoniem voor ‘coach’ het evenzo-Engelstalige woord ’trainer’. Dus misschien moeten we op sommige momenten inderdaad onze schouders maar ophalen. Shake it off.

‘Ik heb een beetje jeuk aan mijn USP’
Nou, nog eentje dan. De corporate story begint met een mission statement, waarna je via storytelling en storydoing tot proof points of best practices komt van jouw unique selling points. Rewind, selecter! Het bedrijfsverhaal begint met een missie, die je illustreert met verhalen vol treffende voorbeelden die jou unieke kwaliteiten bewijzen. Can you dig it?

De meeste columns over kantoortaal staan tjokvol vreselijke termen waar we samen hard om kunnen lachen. Maar oplossingen blijven vaak uit. Ik heb geprobeerd om je via deze handreiking  op weg te helpen naar een gezonde brainwave. Duik erop, asap, met je hands on mentaliteit. Geef er maar lekker follow-up aan en voorkom epic fails. Pak de lead, schud je stakeholders en consultants wakker. Geef de performance of a lifetime. Maak de bullshit-bingo een no-go area. En geniet van je werk!


Deze column verscheen in ietwat herschreven vorm in het magazine C van Logeion, de Nederlandse beroepsorganisatie voor communicatieprofessionals.

© Vincent Mirck, 2018

Naar het overzicht: columns